Op maandag 28 mei 2018 keurde het Antwerpse stadsbestuur een budget van 250.000 € goed voor de aankoop van luchtfilteringsystemen op scholen. Er zijn echter veel ernstige bedenkingen die men kan maken bij de onderliggende studie en het besluit in het algemeen.

[1] Het onderzoek werd niet onafhankelijk uitgevoerd. Er is duidelijk sprake van belangenconflicten.

Het onderzoek werd uitgevoerd door een leverancier van luchtfilteringsinstallaties (VFA-solutions). Bovendien zat er ook in het onderliggende project-team een verkoper van luchtfilters (Codumé) en een commercieel vertegenwoordiger van de gebruikte toestellen (Airmaster). Dit zorgt voor een problematisch belangenconflict, omdat het beoordelings- en onderzoeksteam een rechtstreeks commercieel belang hebben bij een positief resultaat.

[2] Enkel het effect op fijn stof werd gemeten, terwijl het wettelijke probleem én het beoordelingskader bij NO₂ ligt. Dit zijn twee significant verschillende vormen van luchtvervuiling.

De luchtfilters die getest werden (type “F7” en “F9”) zijn fijnstoffilters. Deze hebben geen gekende invloed op de aanwezigheid van NO₂, waarvoor een (dure) geïmpregneerde koolstoffilter nodig is. NO₂ is een gasdeeltje en 10.000 keer kleiner dan fijn stof (PM1, PM2.5, PM10), waardoor er weinig effect te verwachten valt. In het onderzoek werden de concentraties van NO₂, voorspelbaar, zelfs niet gemeten. Het beoordelingskader is echter op basis van het jaargemiddelde NO₂ in/rond/aan de school. Dat betekent dat er geen rechtstreekse relatie bestaat tussen het probleem en de voorgestelde oplossing.

Merk op dat ook de oorzaken van fijn stof (PM) en NO₂ erg verschillen, alsook de concentratieverschillen. Voor fijn stof is er bijvoorbeeld een SMOG alarm voorzien, voor NO₂ is er sprake van een relatief doorlopende vorm van vervuiling, samenvallend met verkeersstromen.

[3] Het beoordelingskader is onwetenschappelijk, niet verifieerbaar én onwettig.

Het beoordelingskader is gebaseerd op een jaargemiddelde NO₂, waarbij niet duidelijk is waar dit bepaald zou worden (aan de schoolpoort? de meest vervuilde locatie in de omgeving?). Om de correcte waarde te kennen zou ook eerst een heel jaar moeten gemeten worden. Het is erg onwaarschijnlijk dat men dit zal doen. Wellicht gebruikt men in de plaats daarvan de luchtmodelleringskaarten van VMM/VITO, wat als benadering kan beschouwd worden van de reële waarde. De intervallen in het beoordelingskader (2μg/m³) liggen echter binnen de foutenmarge van deze modellering. Dat wil zeggen dat de precieze beoordeling van een school zal berusten op statistisch toeval.

De EU grenswaarde voor NO₂ is 40 μg/m³. Sinds 2015 is er geen uitstel of uitzondering meer toegestaan op deze grenswaarde. Desondanks wordt in het besluit, zonder enige verklaring, gebruik gemaakt van een beoordelingsgrens van 42 μg/m³. Een mogelijke verklaring hiervoor is het hoge aantal leerlingen dat in een onwettig leefmilieu naar school gaat, waardoor het voorgestelde budget zwaar ondergebudgetteerd zou zijn (zie onder).

Qua gezondheidseffect heeft die 40 μg/m³ grens echter geen bijzondere betekenis. Reeds vanaf een jaargemiddelde van 20 μg/m³ heeft NO₂ een significant negatief effect op de gezondheid, volgens o.a. onderzoek van de Wereldgezondheidsorganisatie. Wellicht bestaat er zelfs geen veilige ondergrens.

[4] Er zijn allerlei negatieve zijeffecten die niet behandeld worden.

In het onderzoek komt duidelijk naar voren dat er problematische CO₂ waarden worden opgemeten in de klaslokalen tijdens het onderzoek. Hierbij worden er waarden ver boven de 1000 ppm CO₂ opgemeten, tot 1631 ppm. Wetende dat cognitieve performatie 21% daalt per 400ppm CO₂, is dit zonder meer alarmerend te noemen.

Daarnaast zorgt het permanent afgesloten houden van klaslokalen (een absolute voorwaarde om effecten te kunnen meten) er natuurlijk ook voor dat warmte moeilijk kan ontsnappen. Een niet berekend neveneffect is dan ook het mogelijk moeten aankopen van airco-installaties.

Het voorgestelde toestel zorgt bovendien voor bijkomende geluidsoverlast in de klas.

Slecht onderhouden luchtinstallaties kunnen bovendien een gevaarlijke bron van ziektekiemen vormen, een fenomeen dat mee aan de basis ligt van “Sick building syndrome”.

Al deze neveneffecten worden niet geaddresseerd in het besluit, waardoor scholen er dus de facto verantwoordelijk voor worden gemaakt qua bijkomende metingen, investeringen, etc.

[5] Het gezondheidseffect is onbewezen.

In het voorafgaande onderzoek werd op geen enkele manier het effect op de gezondheid van de schoolgaande kinderen onderzocht. Het is ook maar zeer de vraag of er een positief effect te meten valt:

  1. Een kind brengt slechts ongeveer 12% van haar of zijn tijd in een leslokaal door. Het merendeel van de tijd, waaronder naschoolse speeltijd, wordt in de sterk vervuilde Antwerpse lucht doorgebracht.
  2. De negatieve effecten van deze aanpak (CO₂, warmteontwikkeling, bijkomende geluidsoverlast van technische toestellen, etc) kunnen heel wat te niet doen.

[6] De totale kosten zijn onbekend en wellicht zwaar onderschat, zowel voor de stad Antwerpen als voor scholen.

Er is een budget voorzien van 250.000 €. Samengeteld bevinden er zich echter meer dan 2800 leerlingen in een schoolomgeving met een NO₂ jaargemiddelde boven 42 μg/m³. Gerekend aan 1 toestel per 25 leerlingen (wellicht een onderschatting), zou er meer dan 760.000 € nodig zijn voor de aankoop van toestellen alleen. Als de wettelijke norm wordt gebruikt (40 μg/m³), dan kom je bij 4100 leerlingen, voor een totaal van meer dan 1.100.000 €. Als elk kinderdagverblijf boven de wettelijke norm wordt meegenomen, betekent dit minimaal 90.000 € extra (aan 1 toestel per kinderdagverblijf).

Voor scholen zijn de kosten echter nog veel onvoorspelbaarder. Per 25 leerlingen kan men rekenen op 350 € voor de aankoop van filters per jaar. Daarbij komen echter ook nog de installatiekosten (onbekend), onderhoudskosten (onbekend), electriciteitskosten (onbekend), etc.

[7] Het doet niets aan de oorzaak.

Dit besluit pakt op geen enkele manier de oorzaak van de luchtvervuiling aan en is bovendien zeer twijfelachtig qua compensatiemaatregel. De grootste bron van NO₂ in Antwerpen is en blijft natuurlijk de (diesel)wagen, een feit waarover het besluit geen enkele vermelding maakt.

Indien, zoals in Amsterdam, Copenhagen, Londen of Parijs, serieus werk gemaakt zou worden van het aanpakken van het wegverkeer, zou deze dure en dubieuze beslissing integraal onnodig zijn. Antwerpen is om deze reden dan ook de enige Europese stad die luchtfiltering als realistische optie acht.

Samengevat

Het besluit zoals genomen heeft een onwetenschappelijke basis met een dubieuze studie aan de oorsprong, een onbekend effect op de gezondheid, zeer hoge kosten die voor de stad ondergebudgetteerd zijn en voor scholen in principe onbekend. Bovendien negeert het de Europese grenswaarden voor NO₂ én het recht op inspraak voor besluiten over leefmilieu.

Voor scholen is deelname aan dit systeem geheel optioneel, wellicht omdat ze opdraaien voor alle onvoorziene kosten en neveneffecten. Hierbij kan je de vraag stellen of het niet zinvoller is om het schoolbudget te gebruiken voor:

  1. Sensibilisatie en signalisatie in en rond de school over de oorzaken van luchtvervuiling.
  2. Het gerechtelijk opeisen van betere luchtkwaliteit rond de school, op basis van de Europese wetgeving.
  3. Campagnes voor het verbeteren (autoluw/autovrij maken) van de schoolomgeving.